Jeugdherinneringen

De eerste jaren

Van mijn jeugd tot 6 jaar herinner ik me niet zoveel meer. Heel vaag herinner ik me dat grootvader Arendse was overleden, dat was op 4-1-1933. Dan werden de gordijnen af genomen en de blinden gesloten, als teken van rouw. Vader en moeder – in Walcherse klederdracht – gingen dan in ”zware rouw”. Er was ook ”lichte rouw” voor verdere bloedverwanten. Bij zware rouw gingen alle sieraden af. Wat bij de vrouwen anders was dan zwart werd vervangen door zwart, behalve de muts. Dit alles was voor een bepaalde periode.

Ook weet ik nog dat vader met paard en slee naar het land ging en ik daar op mocht zitten. Nu had hij altijd snelle paarden en in een bocht viel ik eraf en ik “had bloed” en huilde hard, waarop vader mij naar huis bracht.

Eens zag ik een muis en pakte hem. Het kreng beet in mijn vinger en bleef er aanhangen. Sindsdien sla ik altijd naar ratten en muizen.

De eerste schooldag

Maar op 1 april 1933 moest ik naar school. Dat ging min of meer aan het handje van mijn broer Piet die al minstens in de derde klas zat, en die “goed op zijn broertje moest passen”.

School met de Bijbel, Oost-Souburg 1933-1934. De 2e klas poseert voor de muziektent op het Oranjeplein.Op de onderste rij van l. naar r.: Adri Arendse, Janna Koole, Pietje Suurmond, Neeltje Dieleman.Rij 2 knielend: Jan van de Driest, Jo Grijs, Lein Davidse, Kees Wisse, Piet de Visser, Gerrit Toerse, Willem Wisse, Jaap Pouwer. Bovenste rij: Saar van Maldegem, Dina Dorleijn, Corrie Sturm, Jo Kaljouw, Leni Bevelander, Nellie Koppejan, Zoetje Tissink, Janna Brouwer, Betsie de Bruijn, Manna van Reeden.

School met de Bijbel , Oost-Souburg 1933-1934. De 2e klas poseert voor de muziektent op het Oranjeplein.
Op de onderste rij van l. naar r.: Adri Arendse, Janna Koole, Pietje Suurmond, Neeltje Dieleman.
Rij 2 knielend: Jan van de Driest, Jo Grijs, Lein Davidse, Kees Wisse, Piet de Visser, Gerrit Toerse, Willem Wisse, Jaap Pouwer.
Bovenste rij: Saar van Maldegem, Dina Dorleijn, Corrie Sturm, Jo Kaljouw, Leni Bevelander, Nellie Koppejan, Zoetje Tissink, Janna Brouwer, Betsie de Bruijn, Manna van Reeden.

Dat het reeds de eerste dag fout zou gaan kon niemand vermoeden en grote broer kon het niet verhoeden.

Om 11.30 uur klopte hoofdonderwijzer J.K. Voogd op de glazen tussenwand voor de middagpauze en konden wij het lokaal verlaten. Ik rende het Oranjeplein op, regelrecht onder de groentewagen van Verhoef, de wagen was (in 1933) met een paard bespannen. Nu nog zie ik de met ijzeren banden beslagen houten wielen over mijn buik’je’ gaan. Wonderlijk genoeg mankeerde ik niets, maar ik schreeuwde als een varken. J.K. Voogd heeft me achter op zijn fiets gezet en thuisgebracht.

Het vliegveld.

We woonden heel dicht bij het vliegveld, dat reeds in de twintigerjaren was aangelegd.

vliegveld2

Vliegveld Souburg gezien vanaf de Nieuwe Vlissingseweg. Van links naar rechts: de tram, het KLM-gebouw, een DC3 vliegtuig en het stationsgebouw.

Als kind stond ik te kijken naar de vliegbewegingen, o.a. van de zweefvliegtuigen die met een lier omhoog werden getrokken. Ook kwamen er K.L.M. toestellen, aanvankelijk Fokkers, maar later de gloednieuwe Amerikaanse DC3; de militaire uitvoering daarvan was de later zo beroemd geworden Dakota. Het was voor mijn gevoel een enorm groot toestel, zilverkleurig. Rond ± 1938-’39 opende de K.L.M. een luchtlijn Rotterdam- Haamstede-Vlissingen- Knokke vice-versa, ook wel het goklijntje genoemd; in Knokke was n.l. een casino. Mijn broer Piet won een paar abonnees voor een landbouwweekblad en kreeg daarvoor als prijs een vliegtochtje aangeboden.

Toen het zover was stapte hij doodgemoedereerd naar het vliegveld en steeg op in een knalrood toestelletje van uitgeverij Miset uit Doesburg, nagestaart, en bewonderd door broertje Adrie. Ik volgde het toestelletje tot het uit het zicht was. Toen hij later opgetogen thuis kwam vertelde hij over een ”grote man” (hij bedoelde: een volwassen man) die moest kotsen.”… Hij niet , natuurlijk.

De Mobilisatie (1939)

Toen in september 1939 de oorlog uitbrak tussen enerzijds Duitsland en anderzijds Engeland en Frankrijk werd het Nederlandse leger gemobiliseerd. Voor mijn omgeving hield dat in dat de lijnvluchten v. d. KLM werden gestaakt Al eerder werd de elementaire vliegeropleiding van de Nederlandse Luchtmacht naar Vlissingen overgebracht. Dat waren heel primitieve tweedekkertjes, gevlogen door een leerling die voorin zat en een instructeur, die achter hem zat. Beiden zaten buiten. Ze droegen een soort vliegerhelm en een stofbril. De communicatie verliep met de ”blote” stem, maar dan wel met enige verheffing. Ze kwamen met 26 toestellen. Die vlogen de ganse lieve dag op en neer. Opstijgen, rondje vliegen en dan weer landen. Op de duur hoorde je het niet meer.

De mobilisatie hield ook in dat er soldaten werden gelegerd op het vliegveld, ter verdediging.

Het waren oudere mannen, velen zo rond 34 jaar. De dienstplichtigen werden opgeroepen tot 35 jarige leeftijd. Zo moesten ook de buurmannen Gerard van Soelen en Jan de Visser opkomen.

Toen ook rook ik voor het eerst die typische geur die bij soldaten en hun uitrusting hoort.

Toen, in 1939, was ik nog op school. Veel scholen en andere gebouwen werden gevorderd door het Nederlandse leger. Ook onze school, en wij moesten uitwijken naar de Gereformeerde Kerk in de Kanaalstraat.

In onze school werden dienstplichtige Mariniers gelegerd. Dat pikten wij nog, maar toen later de Duitsers alle scholen en openbare gebouwen en soms een halve straat in beslag namen en op het laatst ook nog soldaten inkwartierden, zoals bij ons en nog 5 anderen in de buurt, zou je bijna blij zijn dat het water kwam. Met leedvermaak heb ik ze in 1944 de mortierstelling zien ontruimen. Tot hun knieën in het koude zoute zeewater moesten ze de mortieren in onderdelen naar het nog droge West-Souburg brengen.

Maar nu loop ik vooruit op de gebeurtenissen.

Na de lagere school

Op 1 april 1940 verliet ik de lagere school en begon ik op de boerderij te werken, ik was toen 13 jaar. Broer Piet werkte toen al op de Koninklijke Maatschappij De Schelde. Hij kreeg daar een opleiding voor machinebankwerker; of was het draaier? Toen en ook nog later werd ik door hem op de hoogte gebracht van de kwaliteit en capaciteit van de moderne metaaldraaibank. En vol trots kwam hij thuis met de zelfgemaakte werkstukken zoals passers, schietlood en schuifmaten. Ook maakte hij mij deelgenoot van het fabrieksjargon, b.v. ”je kan me de bout gaggelen” Een keer kwam hij thuis met een judogreep, die hij op mij uitprobeerde, waarbij ik zo hard viel dat ik een paar dagen niet kon werken. Vader Arendse was daar niet zo blij mee.

Vrijdag 10 mei 1940

Ik was dus 5 weken van school, toen kwam de oorlog als een vloedgolf ook over ons land.

‘sMorgens om vijf uur al doken twee Duitse Messerschmit vliegtuigen al schietend op het vliegveld. Daar werden wij wakker van. Vader zat toen al zijn koetjes te melken in de wei vlak naast het vliegveld en moest snel dekking zoeken. Hij spaarde mij nog wat en haalde mij niet zo vroeg uit bed. Vader was toen 44 jaar, en hij zal zich ongetwijfeld de lessen hebben herinnerd uit zijn diensttijd, 1914-1918. De Duitse vliegtuigen werden uiteindelijk toch nog beschoten door de soldaten van het vliegveld. En ook door een voor die tijd erg moderne zware luchtdoelbatterij van 7,5 cm. Een van de aanvallers werd getroffen en is in Zuid Beveland neergestort. Die batterij stond in de buurt van de Grote Abele, had een goede commandant en goede vuurleidingsapparatuur en was goed gecamoufleerd. De munitievoorraad bestond uit 838 granaten (voor 3 kanonnen). De batterij verbruikte er de eerste dag 124 stuks, en op de dag van de capitulatie had hij er nog 350 stuks.
Wat ik hier allemaal neerschrijf is natuurlijk kennis welke ik later heb opgedaan.

Piet en ik stonden voor het raam te kijken naar het schieten. Kijken, ja, want de rookwolkjes van de ontploffende luchtafweergranaten bleven lang in de lucht hangen, en toen wist ik niet dat ik dat nog ruim vier jaar zou zien. Omdat er toen nog niet zoveel geschut was was het gevaar van de scherven nog niet zó groot. Later in de oorlog was heel Walcheren vergeven van afweergeschut; wat er dan allemaal naar beneden viel als zowat alles geschoten had….

Maar het leven gaat door, ook in een oorlog. En een boer blijft een boer; hij ploegt (en zaait) altijd voort.

Zo ook vader. De bruine bonen moesten worden gezaaid in de Molshoek, dicht bij de Nieuwe Vlissingse Weg.

Op het Middenhof aan de Kanaalstraat, haalde hij bij zijn neef een zaaimachine (twee meter breed voor paarden). Ik moest mee om de hoekjes van het perceel met de hand te zaaien.

Het zal ongeveer vier uur in de middag zijn geweest dat de eerste Franse militairen op motorfietsen en auto’s langs de Nwe. Vlissingse Weg raasden. Die waren er snel bij, het was de voorhoede van een grotere eenheid die de andere dag in Vlissingen aan land kwam.

Dat gaf mij een goed gevoel. Nu zouden de Duitsers er van langs krijgen…..

Zaterdag 11 mei 1940

Die dag zijn er Franse soldaten in de schuur gekomen, ze hadden bittere chocolade en ze dronken wijn. Ze oogden een stuk beter dan hun Hollandse collega’s. En ze gingen in de buurt patrouille lopen, niet zomaar stomweg maar i.v. m. luchtverkenning liepen ze langs bestaande lijnen in het terrein.

Zondag 12 mei 1940 (eerste pinksterdag)

Vader ging naar de kerk en daarna zijn moeder bezoeken. Tijdens zijn afwezigheid waren er luchtbombardementen en er werd veel geschoten. Moeder was erg bang (en ik toch ook wel). Toen vader thuiskwam heeft moeder chocoladepap gekookt, en dat hebben we in de kelder opgegeten, omdat er weer werd geschoten.

Later die middag stond ik met Piet naar vliegtuigen te kijken die wat rondjes draaiden. Er werd niet op geschoten, dus, zeiden wij: “Het zijn Engelsen”.

Tegen de avond van die zondag kwam buurman Leendertse vragen of Piet en ik wilden helpen om zijn koeien, die vlak tegen aan Vlissingen liepen naar huis te halen.

Samen met nog een schoonzoon en een half blinde man die bij hem in de kost lag en Bram van Sorge liepen we daar naar toe. Maar het lukte niet zo goed. De koeien waren bang van het schieten, ze waren het immers ook nog niet gewend. En toen ze dan op de weg liepen rukten ze zich weer los bij weer een salvo. We hebben ze toen maar in de dichtstbijzijnde wei gedaan, en gingen terug naar huis. Inmiddels was het geheel donker. Op een zeker moment was het schieten zo erg dat wij dekking zochten, toevallig in de buurt waar melkgerij lag. De half blinde man; hij heette Lein Goedbloed, pakte een melkemmer en trok die over zijn hoofd, “Voor de spetters” zei hij. Dat was zo potsierlijk om te zien, dat we daar toch veel om hebben gelachen. Jaren later haalden we het nog op, terwijl het toch helemaal niet zo gek was.

Toen we door de Zuidbeekse hoek naar huis liepen was ik bang dat soldaten op ons zouden schieten. Vooral de Nederlandse soldaten zagen in iedereen een vermomde Duitser…

En zo een zootje ongeregeld als wij zouden ze vast niet laten lopen. En jawel ineens was daar een auto met naar ik dacht Frans sprekende officieren die, ook weer naar ik dacht, naar de weg vroegen. Ik vond het griezelig en was blij dat ze weer doorreden.

In “Zeeland 40-45”, de geschiedschrijving van L.W. de Bree over de oorlog las ik daar later wat over. Er zouden dan, volgens de geruchten, frans sprekende Duitse officieren over Walcheren hebben rondgereden. L.W. de Bree doet het af als ongegronde geruchten. Maar, toch ….

Al met al was het een riskante onderneming geweest.

De paniek alom en de geruchtenstroom was enorm in die dagen. De Fransen, en vooral de Nederlandse soldaten schoten op alles en iedereen. Patrouilles werden uitgezonden om naar parachutisten te zoeken en schoten dan soms weer op elkaar.

Op 17-09-2005 heb ik dit verhaal op de pc gezet.

Bedankt voor het lezen,

Ad Arendse.