Bommen op Noordbeek

Op het eind van oktober 1944 was het een hele drukte op de boerderij “Noordbeek” te West Souburg. Walcheren stond onder water, en verschillende boerenfamilies uit de omgeving waren naar deze, wat hoger gelegen boerderij gevlucht met hun vee.

De boerderij werd bewoond door de familie Kodde. Daar kwamen toen bij: De families Brasser, Janse, Houmes en Arendse. Totaal ongeveer 20 personen. Jazeker, allemaal in één huis.

melkbootKodde en Janse hadden nogal wat melkvee. De melk werd geregeld opgehaald met een roeiboot, door een combinatie van melkboeren. Ik noem namen als Manus Kesteloo, Piet Arendse, Cevaal, en Bram de Pagter. Voor de jonge kinderen van Souburg was deze melk van levensbelang. En de mannen lieten zich niet afschrikken door het schieten of door slecht weer. Ook moesten ze altijd een mijnenveld oversteken, wat bij hoog water geen probleem was, maar als bij wat lager water de boot aan de grond kwam te zitten, was het geen prettig gevoel als met de riemen de boot moest worden losgeduwd.

Desgevraagd deden die mannen ook wel een boodschap. Ook kon je meevaren naar het “vasteland” Oost-Souburg, maar dan kon je pas de volgende dag weer terug. Alleen de laatste dagen voor de bevrijding, tijdens de gevechten in Vlissingen was de boot tijdelijk uit de vaart

Het regime van eb en vloed beheerste ook de bezigheden op het erf en in de schuur. Het handmatig dorsen van tarwe kon altijd doorgaan, dat gebeurde boven in de schuur. Op een grote, blauwachtige steen , de z.g.n. geselsteen werd de tarwe uitgeslagen.

flak_vrijburg1In die tijd was het hier ook goed hoorbaar dat er in Zeeuws Vlaanderen hard werd gevochten. Het schoot daar maar niet op. Maar toen de Canadezen de Braakman waren overgestoken kwamen ze binnen schootsbereik van de Vrijburgbatterij, en die mengde zich ook onmiddelijk in de strijd, met dat gevolg dat de Canadezen er op gebrand waren deze batterij uit te (laten) schakelen door de RAF.

Aanvankelijk werd met Spitfire’s en Typhoons de batterij “bewerkt”.Die gooiden er in duikvlucht een bom op en gingen er dan nog een keer overheen met hun boordkanonnen. Maar ze konden niet alle kanonnen uitschakelen, hoewel er wel 50 vluchten zijn uitgevoerd, verdeeld over verschillende dagen. Deze aantallen heb ik ontleend uit het boek van Paul M Crucq: Aiming Point Walcheren. Maar de afstand van ongeveer 900 meter tot Noordbeek was voldoende om daar vrij veilig naar te kijken, wat we dan ook deden. De eens zo trotse batterij had geen verweer meer. Vier jaar lang was ze de schrik geweest van de geallieerde luchtmacht. Nu waren de kansen gekeerd. Ze was volkomen geïsoleerd. Het water had haar de das omgedaan, en de duikbommenwerpers trokken de strop aan.

flak_vrijburg2Ondanks al dat geweld geloof ik niet dat er Duitse slachtoffers zijn gevallen. De apparatuur om op vliegtuigen te schieten was al eerder verloren gegaan. En na wat salvo’s te hebben afgevuurd op vlakke doelen in Zeeuws Vlaanderen, liepen de soldaten snel over een 700 meter lange loopplank, 2 mtr. boven water naar de Nieuwe Vlissingse Weg, waar de loopplank uitkwam op een achterbalkon van een woning. Bij de RAF stond de plank bekend als de Duck Walk. Het was echt iets heel bijzonders.

De RAF ging toen zwaarder materiaal inzetten.

LancasterOp een wat grijze dag, tegen het eind van october, kort na de middag kwam een viermotorige Lancaster bommenwerper vanuit het westen recht op de boerderij aanvliegen. Wel wat opmerkelijk, omdat ze meestal in grote groepen vlogen. Door vier jaar oorlog wijzer geworden, kon ik ongeveer het moment vaststellen waarop hij zijn bommen moest lossen om de boerderij te raken. Het verhaal laat zich raden. De vlieger loste zijn bommen als schudde hij een zak aardappelen leeg. Krijn Janse en ik stonden er naar te kijken. Snel doken we weg, en wachtten op de grote klappen, of, op wat mij betreft, het einde. En toen gebeurde er bijna niets. Wel wat lichte trillingen van de inslagen, maar geen ontploffingen. We zijn toen nog even gaan kijken. Er waren kleine trechtertjes in de grond vlak achter de schuur, en naar later bleek, ook in het bos naast de schuur, waar nu ook weer bomen staan. Er was ook een inslag in een cementen vloer van een voormalig kippenhok, maar ook die bom ontplofte niet: het was zijn tijd nog niet. We stelden toen vast dat dit niet allemaal blindgangers konden zijn. Dus moesten het tijdbommen zijn. Die conclusie bleek juist te zijn.

Het is aannemelijk dat de vlieger zich vergiste. De boerderij was een eilandje in het water. Maar ook de Duitse flakbatterij was een eilandje in het water in dezelfde aanvliegroute, maar dan 900 meter verder.

Vader en ik hebben toen snel nog wat wasgoed van achter de schuur gehaald, dat daar lag te bleken. Textiel was schaars in die tijd. Zoals ik dit nu schrijf klinkt het wat onderkoeld, maar we waren ons wel degelijk bewust van de situatie. We meden zoveel mogelijk die kant van huis en schuur waar “ze” lagen

Er is toen een soort “krijgsraad der oudsten” gehouden, waar ik wel bij was, maar met mijn 17 jaar had ik daar geen stem in het kapittel. Onder leiding van Lein Kodde, de boer van “Noordbeek”, bespraken Janse, Brasser, Houmes en vader Arendse de situatie. Er waren twee opties: 1) Met paarden en wagens vertrekken, door het water, en het risico lopen om getroffen te worden door andere ontploffende tijdbommen. 2) Op de boerderij blijven. Ze kozen voor het laatste.

Allen bleven nu binnenshuis; elk ogenblik kon er een “gaan”. We wisten van de tijdbommen op de dijken dat ze al vrij snel gingen ontploffen, althans een gedeelte.

Iemand opperde toen het idee dat de blinden aan de achterkant van het huis toch wel gesloten moesten worden, “voor als straks de spetters naar binnen vliegen” “Dat zal ik dan wel doen” zei ik. Het was er uit voor ik er erg in had. Ik ging langs de veilige kant naar die ramen (langs buiten, uiteraard), maar toen ik het hoekje om moest had ik spijt van mijn aanbod. Ik heb het toch gedaan, maar wat was ik bang!

En daar zaten we dan te wachten op die eerste klap. Die kwam al snel. En dat viel niet alles tegen. De tijdbom dringt metersdiep in de weke grond. Als je er maar niet boven op zit, en je kunt je dekken tegen alles wat na de ontploffing uit de lucht valt, kun je het overleven. Het eerste was gelukkig niet het geval, en voor het laatste konden we ons redelijk beschermen. Onder de dikste balken en de deurposten werden de kleinste kinderen geplaatst.Tussen de ontploffing en het neerkomen van enorme brokken klei was nog net genoeg tijd om een goed plaatsje te vinden. Toen wisten we hoe het werkte, en we voelden dat we het konden overleven. De ban was gebroken.

We zouden de ontploffingen tellen, dan wisten we hoe ver of we waren. Het konden er maximaal 14 zijn – de standaardhoeveelheid van een Lancaster, maar hoewel wij allemaal wel tot 14 konden tellen, waren we al snel de tel kwijt. De spanning zal ons toch parten hebben gespeeld.

Maar, een boer blijft een boer, en laat op de avond, toen de meeste bommen wel ontploft waren, zijn we naar de schuur gegaan om de koeien te melken en te voederen. De bommen lagen wel heel dicht bij de schuur, ongeveer 20 meter. In de schuur was het een bende. Aan de noordkant was de schuur nogal kapot, de koeien stonden in het zeewater en er liepen er ook los. En waar ik al bang voor was gebeurde; er sprong er weer één. Gelukkig liep dat goed af.

Die avond en die nacht zijn er nog een paar ontploft. Die nacht is ook het kippenhok in elkaar gezakt. De kippen kwamen klem te zitten en zijn bij hoogwater die nacht verdronken. Onder leiding van Kees Janse hebben we die kippen de andere dag, toen bij laag water het erf droog viel en ook het wagenhuis te bereiken was, toch maar panklaar gemaakt.

Terwijl we hier mee bezig waren kwam er een motorbootje tot aan het erf varen. Er stapte een Duitse soldaat uit, gewapend met een pistool, hij keek wat rond, zei niets en vertrok weer. Ik vond dat erg eng. Wat kwam die vent doen? Ik vermoedde dat het een plunderaar was, maar nader inzicht doet mij anders vermoeden.

Sinds kort ben ik er achter gekomen dat er ongeveer 500 meter verder, tegenover de vluchtheuvel, een moderne Duits radarapparaat stond. Vanaf 120 km kon het de vliegtuigen zien. En het behoorde bij het luchtdoelgeschut.
De bemanning is tot de laatste dag gebleven. Of de apparaten hoog genoeg stonden, boven het zeewater, weet ik niet. Trouwens, alle zware flak (Flugabwehrkanone) op Walcheren kon niet meer op vliegtuigen schieten omdat de vuurleiding van alle batterijen getroffen was.

Nu is mijn redenering als volgt: de Duitse bemanning van het radarapparaat stond er op te kijken toen de (tijd)bommen in de vroege namiddag begonnen met ontploffen.
En daar moet je niet te dicht bij komen. Maar de andere morgen wilden ze misschien wel eens zien wat daar was gebeurt. En bij laag water zag de soldaat ons gewoon op het drooggevallen erf lopen, en voer toen weer weg.
Als wij hulp nodig hadden gehad, zouden wij het misschien aan hem hebben gevraagd.
Er zou dan geen sprake zijn van een plunderaar, maar van een hulpverlener!

Die dag zagen we ook de schade die de bommen hadden aangebracht. Vooral de schuur was ernstig beschadigd, maar niet vernield. Wel stond er op de achterste dorsvloer een boom, niet de allergrootste, maar toch een boom, die, na eerst door het dak te zijn gezakt, ook door een lading ongedorste paardebonen op de dorsvloerbalken zijn weg vond naar de vloer. Zo werden wij opnieuw geconfronteerd met de vernietigende kracht van de oorlog, maar ons leven werd gespaard.

Dit verhaal beschrijft de gebeurtenissen gedurende één etmaal in het leven van ca. 20 mensen, waaronder ook jonge kinderen. Nu, na 58 jaar verwonder ik me er over dat er geen sprake was van paniek. Ik herinner me wel dat we allemaal erg stil waren.

We waren geen helden. We hadden er niet om gevraagd; Het overkwam ons. We hadden er ook geen ervaring mee. Dijkdoorbraken, zeewater en tijdbommen, het was allemaal vreemd voor ons.

En er was nog een lange weg te gaan. Een lange, kille winter stond voor de deur in het overstroomde en verwoeste Walcheren. De oorlog ging nog door tot 8 mei. Op de boerderijen, voorzover bewoont, werden geen bevrijdingsfeesten gevierd. En de optimistische songteksten “eens zal de Betuwe in bloei weer staan” en “eens groeit op Walcheren weer goudgeel graan” moesten nog gemaakt worden. Maar, we hebben het overleefd! En nog wel elf mensen van deze groep zijn nog in leven. Zeker ook voor hen heb ik dit verhaal geschreven.

Dit verhaal heb ik in 2003 geschreven en ingeleverd voor een herdenkingsboek dat in 2004 zou uitkomen t.g.v. 60 jaar bevrijding van Souburg. Dit boek is er nog steeds niet. Dit is de reden waarom ik U dit verhaal geef. Sommigen van de mensen die dit hebben meegemaakt, en nog leven worden toch wel erg oud. Het blijft niet duren.

De laatste tijd heb ik nog wat gegevens kunnen vinden, die ik in 2003 nog niet wist, b.v. de grijze dag eind october, waarop dit verhaal plaats vond was maandag 30 october 1944, waarop 12 zware bommenwerpers opstegen om de Vrijburgbatterij te bestoken. Slechts vijf konden het doel vinden en hun resultaat was ook niet geweldig.

En, zoals bekend, op 1 november was er de landing in Vlissingen en Westkapelle.

Op 1, 2, en 3 november werd er in Vlissingen hard gevochten en geschoten. Maar op 4 november trad er een onwerkelijke stilte op. En zo kwam toch nog, vrij onverwacht, een einde aan de oorlog, althans hier. Mijn broer Piet was niet meer te houden. Zijn verloofde, Nellie Joziasse, woonde in Oost-Souburg. Hij stapte doodgemoedereerd het water in, en hier lopend, daar zwemmend, kwam hij bij het kanaal voor een opgeblazen brug te staan. Omdat ook de sluizen in Vlissingen en Veere vernield waren, stond er een zeer sterke stroom in het kanaal. Later vertelde hij dat de stroom hem onmiddellijk wel 10 meter mee sleurde. Aan de overkant gekomen, bleek dat Nellie niet meer op haar oude adres woonde, maar helemaal aan het begin van de Kanaalstraat, vlak bij de brug. Er liep daar iemand die dat toevallig wist. Dat was een meevaller voor hem.

Zo rond eind november ben ik ook naar Oost Souburg gegaan; Ik had daar werk gevonden.

Het mag U duidelijk zijn dat dit verhaal gegevens bevat die mij later maar bekend zijn geworden.

 

Op 10-02-2009 heb ik dit verhaal op de pc gezet.

Bedankt voor het lezen,

Ad Arendse.